e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloedwei materie: mətēri (Lanklaar) bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)] III-1-1
bloedworst bloedworst: blōtwō̝r.s (Lanklaar), (vr.). mv.: {~w›s}.  blōtwōͅs (Lanklaar) bloedworst [Goossens 1b (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloedzuiger echel: echel (Lanklaar) bloedzuiger [ZND 01 (1922)] III-4-2
bloeien bloeien: blȳi̯ǝ (Lanklaar), blø̄i̯ǝ (Lanklaar) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blōm (Lanklaar  [(id)]  ), blōwm (Lanklaar), (vr.).  blōu̯m (Lanklaar) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)] II-1, II-3, III-2-3
bloemknop knop: knŏp (Lanklaar, ... ) bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)] III-4-3
bloemperk bed: beͅt (Lanklaar), perk: peͅrək (Lanklaar), pɛrək (Lanklaar) [Goossens 1b (1960)] [ZND A1 (1940sq)]perk (bloemperk) [ZND A1 (1940sq)] I-7, III-2-1
bluts bluts: bluts (Lanklaar) Deuk: een buiging in een effen oppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, duts, bluts, dumpel) [N 108 (2001)] III-1-2
blutsen blutsen: blutsje (Lanklaar) blutsen [ZND 01 (1922)] III-1-2
bochel bochel: buchel (Lanklaar), buchël (Lanklaar), bøggəl (Lanklaar), bult: bølt (Lanklaar) bochel [ZND 01 (1922)] || bochel (bult, hoge rug) [ZND B1 (1940sq)] || bult [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-2