e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoon jong: joŋ (Geleen), zoon: zoon (Geleen) zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zorgen voor bezorgd zijn: bezörg zeen veur get (Geleen), zorgen voor: zörge veur.... (Geleen) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: zauwt (Geleen), zawt (Geleen), zāu̯t (Geleen), zo͂t (Geleen) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchte (Geleen, ... ) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: zoege (Geleen), zuiken: zoeke (Geleen, ... ), zōēke (Geleen) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigfles fles: de flèsj (Geleen), flesj (Geleen), lots: lôtsj (Geleen) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuigwormen wormen: wórm (Geleen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: zuigwormen? [N 93 (1983)] III-3-2
zuinig zuinig: zuinig (Geleen) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] III-3-1
zure haring zure haring: zoere hièring (Geleen), zoerə heering (Geleen) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping maagzuur: maagzoer (Geleen), zuurbranden, het -: t zōēr brènne (Geleen), zōērbrènne (Geleen) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2