e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
kletsen aangeven, verklikken:   kletse (Gronsveld, ... ), kletsje (Cadier, ... ), klètsə (Oud-Waterschei), van angere kletsen (Panningen), buurten:   kletse (Maastricht), klétsə (Venlo), donderslag: werkwoord.  het klètst (As), door water het lopen met schoeisel aan:   kleͅtsə (Opglabbeek), dorsen met de vlegel:   klɛtsǝ (Ittervoort), een pak slaag geven:   kletse (Maastricht), kletsen (Gruitrode), kletsə (Venlo), gieten, hard regenen:   klets (Aalst-bij-St.-Truiden), kletsen (Heers, ... ), klɛtsə (Engelmanshoven), ps. of toch omspellen volgens IPA: [kl@ts\\]?  klɛtsə (Groot-Gelmen), gispen, geselen:   kletse (Jeuk, ... ), kletsen (Lommel, ... ), kletsse (Kesseleik), klietsje (Waubach), klitsen (Gruitrode), klétse (Meijel), met de hand  kletse (Vliermaal), golven ww.: (indien hoorbaar).  klètse (Gruitrode), heimelijk koffiedrinken:   kletsen (Eksel), ingieten (met geluid):   kletse (Maastricht), kletsen (Sint-Truiden), klètsə (Loksbergen), loatö klètsö (Stevensweert), kleppers: [sic]  klètse (Vorsen), kletsen:   hij kletst (Achel), kletsen (Bree), kletsə (Maastricht), kleͅtsən (Bocholt), klètse (Montzen), mar.: en hier ook; zie ook chtraot!  kletche (Eckelrade), meer platte taal  kletse (Weert), Van Dale: II. kletsen, 2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden...  klètsə (Maastricht), Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.  kletsche (Heerlen), kletschen (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), kletse (Hasselt, ... ), kletsen (Achel, ... ), kletsje (Ten-Esschen/Weustenrade, ... ), kletsjə (Oirsbeek), kletsə (Maastricht), klĕtse (Beegden, ... ), klètsjə (Heerlen), klètsə (Gennep, ... ), klétse (Venlo), klétsə (Roermond, ... ), Van Dale: kletsen, Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.  kletsje (Gulpen), klinken:   kletsen (Jeuk), knikkers laten stuiteren:   kletsche (Eys), kletse (Maasbree, ... ), kletsen (Born, ... ), klètse (Vorsen), uuve kletsje (Lutterade), lasteren:   kletse (Maasbree), klètsə (Reuver), met de vlakke hand op iemands rug slaan:   kletse (As), kletsje (Vlodrop), kleͅtsə (Gennep), klêtse (Bilzen), met de zweep slaan of geluid geven:   klɛtsǝ (Amby, ... ), klɛtsǝn (Hamont), onregelmatig dorsen:   kletsen (Zelem), opscheppen:   kletse (Maastricht, ... ), pak slaag:   kletse (Heusden, ... ), raaskallen:   kletse (Merselo, ... ), ravotten: of hetsen?  kletsen (Lanaken), schelden, schimpen:   kletse (Venray), kletsen (Meeuwen), schimpen:   kletse (Venray), kletsen (Meeuwen), stuiken:   kletsə (Hasselt, ... ), verschillende knikkerspelen:   kletse (Asenray/Maalbroek) I-10, I-4, III-1-1, III-1-2, III-1-4, III-3-1, III-3-2, III-4-4