25579 |
weegtoestel |
waag:
wǭx (Q038p Amstenrade)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
19346 |
weerbarstig |
wars:
wééəsj (Q038p Amstenrade)
|
zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25112 |
weerlichten |
weerlichten:
wèèrlichtə (Q038p Amstenrade),
wéérlīchte (Q038p Amstenrade)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
zeebrand:
ziëbranjd (Q038p Amstenrade)
|
bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wèr (Q038p Amstenrade)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
21247 |
weg |
weg:
weəx (Q038p Amstenrade)
|
weg [RND]
III-3-1
|
17907 |
weggrissen |
snappen:
sjnàppə (Q038p Amstenrade)
|
grissen: Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33663 |
wei |
wei:
wē̜i̯ (Q038p Amstenrade),
wę (Q038p Amstenrade),
węi̯ (Q038p Amstenrade, ...
Q038p Amstenrade),
węi̯ǝ (Q038p Amstenrade)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
33658 |
weiland in het algemeen |
wei:
węi̯ (Q038p Amstenrade)
|
Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
24530 |
welig groeiend |
gelp:
WBD\\WLD
gèlləp (Q038p Amstenrade)
|
In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)]
III-4-3
|