17618 |
bovenlip |
bovenlip:
bauvelup (Q038p Amstenrade)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18310 |
bovenstuk van een jurk |
bovenlijfje:
bovenliefke (Q038p Amstenrade)
|
lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20140 |
box |
looprek:
nellie lèùpt al in de loopRaek
loopRaek (Q038p Amstenrade)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadketel:
voor vlees
bròodketel (Q038p Amstenrade),
braadpan:
braodpan (Q038p Amstenrade),
broojpan (Q038p Amstenrade)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
broadwōēsch (Q038p Amstenrade)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (Q038p Amstenrade),
brààf (Q038p Amstenrade),
ee braaf kinjd (Q038p Amstenrade)
|
braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] || met een goed karakter, alles doend zoals het hoort [braaf, gief] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25649 |
braak |
breekijzer:
brękīzǝr (Q038p Amstenrade)
|
Werktuig voor het braken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 265 wordt er een gat in de werkbank gemaakt waarin een vierkant ijzer dat rond uitloopt, wordt vastgeschroefd. Via een hefboombeweging wordt dan het deeg gekneed. De informant van K 359 spreekt van een "houten blok waarop een ijzeren lat, ± 1m lang, scharnierde". Zie afb. 24. [N 29, 89b; N 29, 89a; monogr.]
II-1
|
24501 |
braambes |
bramelen:
braomel (Q038p Amstenrade, ...
Q038p Amstenrade),
broomele (Q038p Amstenrade),
brōͅmələ (Q038p Amstenrade)
|
braam(bessen) [RND] || braambes [DC 13 (1945)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
bramelen:
brǭmǝlǝ (Q038p Amstenrade)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
24474 |
braamstruik |
bramelstruik:
broomelstroek (Q038p Amstenrade),
bramen:
WBD\\WLD
brîêm (Q038p Amstenrade)
|
braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)]
III-4-3
|