e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedelen bedelen: béédele (As), beden: bééje (As), de deuren afgaan: de dīēren aafgōēn (As), schooien: sjōēje (As) aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)] III-3-1
bedelmonnik spekpater: spekpater (As) Een bedelmonnik [sopbroêder]. [N 96D (1989)] III-3-3
bedevaart bedevaart: bèvert (As) Bedevaart. [ZND 01 (1922)] III-3-3
bedienen bedienen: bedeene (As), bedēne (As) de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
bedorven (persoon) bedorven: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  bedòrve (As), verwend: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  verwénd (As) met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)] III-1-4
bedorven ei bebroed ei: bǝbrēt ęi̯ (As) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedriegen (een) loer draaien: ⁄n loor drèje (As), bedonderen: bedónnere (As), bedoppen: Jòng, loat dich neet bedotte duur dèè sjuunproater  bedòppe (As), bedriegen: ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  bedrége (As), bedrégen (As), bedrêge (As), besodemieteren: besóddemĭĕtere (As), foetelen: ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a  foetelen (As), kloten: klōēte (As), konkelfoezen: kónkelfŏĕze (As), kullen: kille (As), naaien: Bli-jf ût dèè winkel mè weg, want doa weerste den hauven ti-jd good genjdsj : je betaalt er teveel samenst. opnejje  nejje (As), plakken: Ich dènk det ze zich in dèè winkel aardig hèèt loate plèkke  plèkke (As), scheren: Ze höbben òch doa ferm gesjure  sjère (As), verneuken: vernīēke (As), Loat òch mè neet verniêke duur dèè gesliêpe vent  verniêke (As) afzetten, benadelen || bedriegen [ZND 01 (1922)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || verneuken , bedriegen III-1-4
bedrieger afzetter: aafzètter (As), bandiet: bàndĭĕt (As), bedrieger: bedrēger (As), dief: deef (As), leugenaar: liêgenèèr, gebakke pèèr, mörgen is het ònwèèr  liêgenèèr (As), liegebeest: liêgebiêst (As), schelm: sjélm (As) iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] || leugenaar III-1-4
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis stallen: stɛl (As) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedroefd bedroefd: bedreefd (As), ook materiaal znd 23,33  bedreefd (As), droef: ook materiaal znd 23,33  dreef (As), droevig: drevig (As), Waat ki-jkt det vruimes alti-jd zuu drevig Joa; det waas uich e drevig geval ¯t s toch drevig det ze doa niks tiêge könne doon Soms zelfst. geb. voor iemand die zelden of nooit lacht: Dèèn Drevige lacht nog neet este hem möt eine krevelstein in zi-jne nek krevels  drevig (As), triestig: tristig (As) droef [ZND 01 (1922)] || droevig || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)] III-1-4