e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meeuw algemeen meeuw: miêf (As) meeuw III-4-1
meevaller bijval: bi-jvàl (As), gelukkig toeval: gelékkig tówvàl (As) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
mei mei: mei (As, ... ) de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)] || De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] III-3-2
meiboom mei: męj (As) Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9
meid, dienstmeid dienstbode: dēnsbōi̯ǝ (As), maagd: māxt (As) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn hagendoorn: zie ook ZND24, 039a/b, apart ingevoerd  hagedeêr (As), pritsberenhout: WBD/WLD = meidoorn  pritsbīērənhòwt (As) haagdoorn [ZND 01 (1922)] || meidoorn [N 92 (1982)] III-4-3
meikever meikever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  meikever (As), WBD/WLD mejkééver & m?ller; geslachten andere benaming; de juiste correspondentien tss. naam en geslacht was vergeten  mejkééver (As), mulder: mölder (As), WBD/WLD mejkééver & m?ller; geslachten andere benaming: de juiste corrrespondentie tss. naam en geslacht was vergeten  mòller (As) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [ZND 01 (1922)] III-4-2
meiraap reube: WBD/WLD in de herfst  rēbe (As) De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)] I-7
meisje gors: nogal denigrerend  gòrs (As), maagdje: meegdje (As), mèchtje (As), afleiding van maagd  mèègdsje (As), pul: pöl (As), vrouwtje: vruiwke (As), wicht: wècht (As) een (niet noodzakelijk) kleinevrouw, als een jeugdig meisje || knap en flink meisje || meisje [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
meisje met wie een jongen verkering heeft lief: leef (As), liefste: leefste (As), meid: méjd (As), meidje: mĭĕke (As), schat: sjàt (As) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2