e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traproede roede: raoj (As) Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)] III-2-1
trechter trechter: treͅxtər (As) trechter [ZND 08 (1925)] III-2-1
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (As) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede trede: trééj (As), trē̜j (As) Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] II-9, III-2-1
treeft roostertje: rēstǝrkǝ (As) Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22] II-7
trein trein: trajn (As) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1
treingeleider chef trein: šɛf tręjn (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]) De man die ondergronds verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken bij het vervoer van personeel door middel van personentreinen. Uit de opgave "chef porion" uit L 286 voor de mijn van Eisden blijkt dat deze daar ook de functie van treingeleider vervult. [N 95, 715] II-5
treiteren faradien: fartzīēje (As), het hart uithalen: ⁄t hàrt ówthāle (As), jensen: jènse (As), den hiêlen daag zoate ze òs te jennen tot vèè het oppen door kòtsmeeg woare  jense (As), koeioneren: kŏĕjenéére (As), kwellen: kwellen (As, ... ), op de zenuwen werken: òppe zīēnəwe wérke (As), pesten: pèste (As), tempteren: temtére (As), Ze zaat mich mè den hiêlen daag te tamptère viêr toch mè möt te moage goan Fr. tourmenter  tamptère (As), transeneren: Dèèn ònnötterik hèèt mich al den hiêlen daag getransenèèrd  transenère (As), Van Dale: transeneren, (gew.) kwellen, plagen, mishandelen.  trànsenéére (As), treiteren: tréétere (As), vervelen: vervééle (As), voor de gek houden: vīēr de gek hòwwe (As) druk doen, kwellen || jennen, tergen, sarrend uitdagen || kwellen [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || sarren, kwellen III-1-4
treiterkop jensduivel: zie ook jense  jensdi-jvel (As), jenserd: syn. jensdi-j-vel, pestjònk  jenserd (As), plaagbeest: plaogbīēst (As), plaaggeest: plaoggèjst (As), tempteerder: tamtèèrder (As), treiteraar: trééteréér (As) een sar, plaaggeest || iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)] || plaaggeest || treiteraar III-1-4
trek, eetlust appetijt: appeti-jt (As), goesting: gósting (As), kop: kòp (As) trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3