22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
hattenŏis (Q072p Beverst),
hätten ōes (Q072p Beverst),
ès (Q072p Beverst)
|
Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
mis:
das mis (Q072p Beverst),
je zit mis (Q072p Beverst),
ook materiaal znd 19a,6
je zit mis (Q072p Beverst),
verdoold:
djē hēͅddeg verdōeld (Q072p Beverst),
ook materiaal znd 19a,6
dje hèddeg verdōeld (Q072p Beverst)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
scharren:
šārǝ (Q072p Beverst)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
ā.tǝrhǭm (Q072p Beverst),
achterlap:
ātǝrlap (Q072p Beverst)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33789 |
achterhand van het paard |
achterhand:
ātǝrhānt (Q072p Beverst)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
34100 |
achterklauw |
vers:
vāǝs (Q072p Beverst)
|
Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c]
I-11
|
33802 |
achterknie |
hak:
hak (Q072p Beverst)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
19445 |
achteruit |
terug-ju(j):
trøk jȳ (Q072p Beverst)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
33854 |
achteruittrappen |
kappen:
kapǝ (Q072p Beverst),
slaan:
sløn (Q072p Beverst)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
34584 |
achterwand |
achterste hoofdbred:
ā.tǝrstǝ h˙ēt˱brē.t (Q072p Beverst),
ɛ̄.stǝ h˙ēt˱brē.t (Q072p Beverst),
hoofdbred:
hęi̯t˱brē.t (Q072p Beverst)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|