34084 |
banden |
pezen:
pei̯zǝ (Q072p Beverst)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|
24120 |
barmsijs |
dennensijsje:
IPA, omgesp.
dɛnəsīskə (Q072p Beverst),
dikke berp:
Frings
dekə beͅrəp (Q072p Beverst)
|
sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
baerəvəs (Q072p Beverst),
berreves (Q072p Beverst),
berrĕvĕs (Q072p Beverst)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
19730 |
bed |
bed:
be̞t (Q072p Beverst),
beͅət (Q072p Beverst)
|
bed [RND], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
lōͅkə (Q072p Beverst)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
doa ware drij minse dij de bèdeler gezīn howen (Q072p Beverst)
|
Er waren drie mensen die de bedelaar hadden gezien [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|
25448 |
bederven, gezegd van pekel |
bederven:
bǝdɛrvǝ (Q072p Beverst)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bējvet (Q072p Beverst),
bedevaartgang:
’n bjiēvetgank (Q072p Beverst)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bədrīgə (Q072p Beverst),
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
bedriege (Q072p Beverst)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
stɛl (Q072p Beverst),
stellage:
stø̜lǭžǝ (Q072p Beverst)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|