e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

Gevonden: 5500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balpartij [wld ii.10, p. 7] tred: traed (Bilzen) Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak (balpartij? terd? tree? trap? tred?) [N 60 (1973)] III-1-3
baluster baluster: baløstǝr (Bilzen, ... ) Spijl van een trapleuning. [N 55, 138; monogr.] || Versiering in de vorm van een balustradekolommetje. [N 56, 115a-b] II-12, II-9
balzak beurs: bos (Bilzen), zak: zak (Bilzen) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1
band, lint band: bant (Bilzen) Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.] II-7
bandenhaak bandgrif: (mv.)  bant˲grefǝ (Bilzen), haak: (h)uǝk (Bilzen) Een ijzeren steel met aan het uiteinde een inkeping of een haak die wordt gebruikt om de in de vuurkuil of wielbandenoven verhitte wielband uit het vuur te halen en naar het karrenwiel over te brengen. Volgens de invuller uit Q 121b waren er doorgaans vier van deze bandenhaken nodig om een wielband te verplaatsen. Zie ook afb. 212. [N 33, 327] II-11
bandje om de kraag vast te zetten bandje: bééntsjə (Bilzen), bééntsjə òp tə kraoch (Bilzen), patje (<fr.): pàtsjə (Bilzen) het bandje op de kraag dat diende om deze eventueel vast te zetten (lummel?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandje over de mouw aan de onderkant pat (<fr.): Verklw. pátsj\\ cfr. WNT: pat (I) {van fr. patte}, bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.  pàt (Bilzen) een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandschuurmachine bandschuurmachine: bantšūrmǝšīn (Bilzen), ponceuse: pǫndø̄s (Bilzen  [(hangende schuurmachine)]  ), schuurmachine: šūrmǝšīn (Bilzen) Stationaire machine waarmee hout glad wordt geschuurd. De bandschuurmachine bestaat uit een lange band schuurpapier die over twee schijven loopt en door middel van een schuurblok tegen het daaronder op een beweegbare schuurtafel liggende werkstuk wordt gedrukt. Een afzuiginstallatie zorgt tijdens het schuren voor de afvoer van het stof. Zie ook afb. 62. [N 53, 149a; monogr.] II-12
bang bang: nie bang zien (Bilzen), nī bang zin (Bilzen) (Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)] III-1-4
bangerik bangerik: bangerik (Bilzen), bangschijt: bangschiet (Bilzen), bangsjiet (Bilzen) Bloodaard, bangerik, enz. [ZND 05 (1924)] III-1-4