19529 |
afwasteil, afwasbak |
bak:
bak (Q083p Bilzen),
waskomp:
waskoemp (Q083p Bilzen)
|
de kom, bak of emmer, waarin de teljoren, schotels, enz. worden afgewassen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
22177 |
afwisselen bij het broeden |
aflossen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
den hoën/de zaaj aaflosse (Q083p Bilzen),
afstoten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
den hoën/de zaaj van ’t nès aofstaute (Q083p Bilzen),
deronderin kruipen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
ze kèp tronderèn (Q083p Bilzen),
met de tabaksstelen timmeren:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
ze timmere mèt de toebbaksstiële (Q083p Bilzen),
van het nest jagen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
den hoën/de zaaj van ’t nès jaoge (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet verder: afwisselen bij het broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
31895 |
afzuiginstallatie |
ventilateur:
vęntǝlatø̜̄r (Q083p Bilzen)
|
Apparaat waarmee het stof wordt afgevoerd, dat bij het gebruik van de bandschuurmachine vrijkomt. In Bilzen (Q 83) werd het stof in een zak opgevangen. [N 53, 149e]
II-12
|
33645 |
akker |
blok:
bloǝk (Q083p Bilzen),
perceel:
pǝrsē.l (Q083p Bilzen),
pǝrsęi̯l (Q083p Bilzen),
stuk:
stęk (Q083p Bilzen)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
24866 |
akkerdistel, distel |
dissel:
dissel (Q083p Bilzen),
distel:
distəl (Q083p Bilzen),
-
distel (Q083p Bilzen)
|
distel [ZND 01 (1922)] || distel (Carduus) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
33655 |
akkergrens, grensvoor |
limiet:
lǝmī.t (Q083p Bilzen)
|
De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
32837 |
akkersleep, weidesleep |
doornen:
diɛ.n (Q083p Bilzen),
sleep:
%%het is niet duidelijk of de beide volgende varianten, opgegeven voor plaatsen die tot het ontrondingsgebied behoren, het type sleep dan wel het type sloop vertegenwoordigen%%
slē.p (Q083p Bilzen)
|
Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.]
I-2
|
24870 |
akkerwinde |
verwinde:
-
verwin (Q083p Bilzen)
|
akkerwinde
III-4-3
|
22354 |
al dansend draaien |
dansen:
daase (Q083p Bilzen),
kokkerellen:
koekkerêlle (Q083p Bilzen)
|
al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22420 |
alle kegels in één keer omverwerpen |
alles om:
alles im (Q083p Bilzen)
|
alle kegels bij elkaar [bos] [N 112 (2006)]
III-3-2
|