20698 |
appelmoes |
appelcompte:
appelkompot (Q083p Bilzen),
appelmoes:
appelmoes (Q083p Bilzen),
appelmoēs (Q083p Bilzen),
ook recenter
appelmoes (Q083p Bilzen),
appelpruts:
appelpruts (Q083p Bilzen),
appelspijs:
enkel voor vlaaibeleg
appelspaajs (Q083p Bilzen),
compte:
compotte (Q083p Bilzen),
koempot (Q083p Bilzen),
pruts:
pruts (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
appelmoes [N 16 (1962)], [ZND 32 (1939)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
20744 |
appeltaart |
taartenpom:
taotepoem (Q083p Bilzen)
|
appeltaart [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appelvlaaitje:
appelvlojke (Q083p Bilzen),
taartje:
e toertsje (Q083p Bilzen)
|
appeltaartje [N 16 (1962)] || een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
appelvink:
appelvènk (Q083p Bilzen)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22450 |
aprilgek |
aprilgek:
aprilgêk (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
(op zoek naar een solsleutel)
aprilgêk (Q083p Bilzen),
prilgek:
prilgêk (Q083p Bilzen),
prilgêk! (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
de dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april) [N 112 (2006)] || de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22451 |
aprilgrap |
aprilgrap:
aprilgrap (Q083p Bilzen),
aprilvis:
aprilvès (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
prilvis:
prilvès (Q083p Bilzen)
|
de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32081 |
arabische gom |
schellak:
šīllak (Q083p Bilzen)
|
Witte schellak voor het stoppen van gaatjes. [N 54, 1j; monogr.]
II-12
|
30265 |
architraaf |
bekleding:
bǝklējeŋ (Q083p Bilzen)
|
Zie kaart. Omlijsting van een raam- of deurkozijn, doorgaans in de vorm van een geprofileerde lat. In de eenvoudigste vorm bestaat de architraaf uit een koplat die op het kozijn wordt gespijkerd. Meestal wordt er echter een platstuk aan toegevoegd dat met de koplat een geheel kan uitmaken of ook wel afzonderlijk met een sponning in de koplat wordt gewerkt. Wanneer de architraaf breder is dan het kozijnhout, worden in de muur architraafklossen gemetseld waartegen de architraaf kan worden vastgezet. [N 55, 20; N 55, 145; monogr.]
II-9
|
32068 |
architraafspijker |
chambranle-nagel:
šǝbraŋnǭgǝl (Q083p Bilzen)
|
Spijker met verloren kop waarmee de omlijsting van een deur- of raamkozijn wordt vastgezet. Zie ook het lemma ɛarchitraafɛ in wld II.9, pag. 116. Volgens de respondenten uit Stein (Q 15), Bilzen (Q 83) en Mechelen (Q 204a) hadden latnagels nummer 18/14; ze waren dan dus 1.5 duim (3.5 tot 4 cm) lang.' [N 54, 16c]
II-12
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ōstǝ (Q083p Bilzen),
ǭstǝ (Q083p Bilzen)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|