e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jonge kip pul: pøl (Blerick), pø̜l (Blerick) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12
jonge vrouw goje (hebr.): cf. VD s.v. "goj"alg. ben. bij joden voor niet-joden; zie ook Weijnen Etym. Wb. s.v. "kuie, koje, kaoje, keuje, goje, guie, gaoje"= meisje jonge vrouw (hebr. goja, goje)  flinke geuj (Blerick), vroeger zei men wel: -; cf. VD s.v. "goj"alg. ben. bij joden voor niet-joden; zie ook Weijnen Etym. Wb. s.v. "kuie, koje, kaoje, keuje, goje, guie, gaoje"= meisje jonge vrouw (hebr. goja, goje)  gui (Blerick), jong bruidje: jonk bruudje (Blerick) jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)] || Kent u het woord kuie of keuje of koje in de betekenis: meisje, jonge vrouw? [DC 30 (1958)] || Kent u het woord kuie of keuje of koje in de betekenis: stevige, goed gebouwde jonge vrouw? [DC 30 (1958)] III-2-2
jongen jong: jong (Blerick, ... ), joong (Blerick), joông (Blerick), klein; of in de bet. van belhamel; cf. WNT s.v. "jong (II) - jonk"3. kind of jeugdig persoon van het mannelijk geslacht  jonk (Blerick), Opm. o is gerekt.  jong (Blerick), knul: minachtend  knöl (Blerick) jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)] || jongen; Heb nou toch geduld, jongen ! [N I (1964)] III-2-2
jongen met wie een meisje verkering heeft die van mich: dè van mich (Blerick), het gewone meisje (fabrieksmeisje, dienstmeisje) zal zeggen: - - - (i van kin)  dè van mich (Blerick), jong: mienne joong  joong (Blerick), mine jong  jong (Blerick), vrijer: vreejer (Blerick), vri-jer (Blerick), gewone stand zegt ook wel: miene vreejer  vreejer (Blerick), mienne vreejer  vreejer (Blerick) de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jongen met wie men verloofd is aanstaande: aanstaonde (Blerick), mienne aanstaonde  aanstaonde (Blerick), die van mich: dè van mich (Blerick), het gewone meisje (fabrieksmeisje, dienstmeisje) zal zeggen: - - - (i van kin)  dè van mich (Blerick), jong: mine jong  jong (Blerick), vaste vrijer: vaste vreejer (Blerick), verloofde: betere standen zullen zeggen: miene -  verloofde (Blerick) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)] III-2-2
jongensblouse bloes: bloes (Blerick), blōēs (Blerick), jongensbloes: jongesbloes (Blerick) jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)] III-1-3
jongste kind benjamin: benjamin (Blerick), jongetje: ut jongske (Blerick), kindje: ut kiendje (Blerick), mannetje: ut menke (Blerick), moederskindje: mooderskindje (Blerick) Andere benaming van: wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] III-2-2
jongste knecht, manusje van alles jongste knechtje: jǫŋstǝ knɛxjǝ (Blerick) Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.] I-6
jood jood: jòed (Blerick, ... ) jood [SGV (1914)] III-3-1, III-3-3
judas judas: Judas (Blerick) Judas [SGV (1914)] III-3-3