e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoftzadel zadel: zāl (Blerick) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokken stuiken: stukǝ (Blerick) Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97] I-13
schokschouderen de schouders optrekken: schouwers optrekke (Blerick), schokschouderen: schokschoudere (Blerick), schokschouere (Blerick), schokschoueren (Blerick) schokschouderen [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol botje: botje (Blerick), schol: schol (Blerick) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] III-2-3
scholekster scholekster: scholekster (Blerick) scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)] III-4-1
schommel schommel: schommel (Blerick, ... ), schoomel (Blerick), schŏmmel (Blerick, ... ), schômmel (Blerick), (o klank dof uitspreken).  schommel (Blerick), vaar: vaar (Blerick, ... ), Vaar is een oude schommelbenaming in L 269 (eigenlijk "wip"), L 271, L 296 en L 40.  vaar (Blerick), zwingel: id. [naast schommel]  zwiŋəl (Blerick) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SGV (1914)] || Schommel. || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)] III-3-2
schommelen schommelen: schommele (Blerick, ... ) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: sxuəl (Blerick) school [RND] III-3-1
schoolhoofd hoofd: ’t hoof (Blerick), hoofd van de school: hoof van de schōēl (Blerick), hoofdonderwijzer: hoofdónderwiezer (Blerick) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
schoolkinderen schoolkinderen: sxu.əlkindər (Blerick) schoolkinderen [RND] III-3-1