33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāl (L269p Blerick)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
34629 |
schokken |
stuiken:
stukǝ (L269p Blerick)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders optrekken:
schouwers optrekke (L269p Blerick),
schokschouderen:
schokschoudere (L269p Blerick),
schokschouere (L269p Blerick),
schokschoueren (L269p Blerick)
|
schokschouderen [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
botje:
botje (L269p Blerick),
schol:
schol (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
24241 |
scholekster |
scholekster:
scholekster (L269p Blerick)
|
scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22371 |
schommel |
schommel:
schommel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick),
schoomel (L269p Blerick),
schŏmmel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
schômmel (L269p Blerick),
(o klank dof uitspreken).
schommel (L269p Blerick),
vaar:
vaar (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
Vaar is een oude schommelbenaming in L 269 (eigenlijk "wip"), L 271, L 296 en L 40.
vaar (L269p Blerick),
zwingel:
id. [naast schommel]
zwiŋəl (L269p Blerick)
|
Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SGV (1914)] || Schommel. || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
schommelen:
schommele (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
sxuəl (L269p Blerick)
|
school [RND]
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
hoofd:
’t hoof (L269p Blerick),
hoofd van de school:
hoof van de schōēl (L269p Blerick),
hoofdonderwijzer:
hoofdónderwiezer (L269p Blerick)
|
het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
sxu.əlkindər (L269p Blerick)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|