21548 |
openbare verkoop |
koopdag:
kuipdaag (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
ps. omgespeld volgens Frings.
køͅi̯əpdāg (L360p Bree),
publieke verkoop:
publieke verkuip (L360p Bree),
uithoging:
uuthieging (L360p Bree),
uitverkoop:
uitverkuip (L360p Bree),
veiling:
veiling (L360p Bree),
verkoop:
ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.
vərkøͅi̯jp (L360p Bree)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] || Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)] || openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
steenweg:
steinwèèg (L360p Bree)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
boks:
boks (L360p Bree),
bóks (L360p Bree),
open boks:
upə boͅks (L360p Bree),
snelzeiker:
snelzeiker (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
sneͅlzeͅikər (L360p Bree)
|
directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)] || plastische benaming voor een destijds gedragen langpijpige vrouwenbroek zonder tussenstuk || vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
operère (L360p Bree),
opperère (L360p Bree),
snijden:
sni-je (L360p Bree)
|
Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)] || Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
opgewarmde koffie:
Syst. Frings
oͅp˃gəwɛrmdə koͅfī (L360p Bree)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
kieken:
kikǝ (L360p Bree),
kiekje:
kikskǝ (L360p Bree)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
18218 |
ophanger |
oog:
Verkl.wd.: eigske.
uig (L360p Bree),
oogje:
eigske (L360p Bree)
|
Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
19293 |
ophitsen |
opstoken:
opsteike (L360p Bree)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19255 |
ophouden met het werk |
uitscheiden:
ûtsjeije (L360p Bree)
|
ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
het kloart weer op (L360p Bree),
oͅpkloͅË™rə (L360p Bree),
optrekken:
oͅptreͅkə (L360p Bree),
scheuren:
də loͅxt širt (L360p Bree)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|