e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
openbare verkoop koopdag: kuipdaag (Bree, ... ), ps. omgespeld volgens Frings.  køͅi̯əpdāg (Bree), publieke verkoop: publieke verkuip (Bree), uithoging: uuthieging (Bree), uitverkoop: uitverkuip (Bree), veiling: veiling (Bree), verkoop: ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.  vərkøͅi̯jp (Bree) een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] || Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)] || openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)] III-3-1
openbare weg steenweg: steinwèèg (Bree) een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)] III-3-1
openbroek met linten boks: boks (Bree), bóks (Bree), open boks: upə boͅks (Bree), snelzeiker: snelzeiker (Bree, ... ), sneͅlzeͅikər (Bree) directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)] || plastische benaming voor een destijds gedragen langpijpige vrouwenbroek zonder tussenstuk || vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
opereren opereren: operère (Bree), opperère (Bree), snijden: sni-je (Bree) Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)] || Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgewarmde koffie opgewarmde koffie: Syst. Frings  oͅp˃gəwɛrmdə koͅfī (Bree) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
opgroeiend jong kipje kieken: kikǝ (Bree), kiekje: kikskǝ (Bree) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophanger oog: Verkl.wd.: eigske.  uig (Bree), oogje: eigske (Bree) Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)] III-1-3
ophitsen opstoken: opsteike (Bree) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk uitscheiden: ûtsjeije (Bree) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: het kloart weer op (Bree), oͅpkloͅË™rə (Bree), optrekken: oͅptreͅkə (Bree), scheuren: də loͅxt širt (Bree) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4