34475 |
kuiken |
kuiken:
ky.kǝ (L353p Eksel)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kotje:
kutteke (L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
keutekes inne wangen (L353p Eksel),
kuiltje:
kuilkes (L353p Eksel),
putje:
putteke (L353p Eksel)
|
Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (putje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
32341 |
kuip |
tijn:
tęŋ (L353p Eksel)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
20463 |
kuis, ingetogen |
kuis:
kuis (L353p Eksel),
zuiver:
zûver (L353p Eksel)
|
kuis, zuiver [N 96D (1989)] || kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23956 |
kuisheid |
kuisheid:
kinsheid (L353p Eksel)
|
Kuisheid, zuiverheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17773 |
kuit |
kuit:
kuut (L353p Eksel),
zaad:
WLD
zood (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit (van het been) [ZND 01u (1924)]
III-1-1, III-4-2
|
32624 |
kunstmest |
chimique:
sǝmik (L353p Eksel),
šǝmik (L353p Eksel),
kunstmest:
kønst[mest] (L353p Eksel),
vreemd mest:
vrømt [mest] (L353p Eksel)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
19632 |
kussensloop |
kussentreksel:
kussentreksel (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
køsətrɛksəl (L353p Eksel)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || een kussensloop (van een hoofdkussen) [ZND B1 (1940sq)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
18869 |
kwaad weglopen |
afgaan:
aafgoo-w-en (L353p Eksel)
|
kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19314 |
kwaadspreekster |
kwekmuil:
kwekmo-e-l (L353p Eksel),
maal:
ps. Algemene note: Het omspellen van het Eksels dialect is misschien niet helemaal correct (geen spellingslijst daarvoor ik heb het bij benadering omgespeld!
moͅəl (L353p Eksel)
|
een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|