22731 |
beeldje |
beeldje:
beeldje (L371a Geistingen),
postuurtje:
postuurke (L371a Geistingen)
|
2. Een klein staand beeld. || Beeldje.
III-3-2
|
33660 |
beemd |
band/bend:
bɛŋ (L371a Geistingen)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
17771 |
been |
been:
bein (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen),
beinə (L371a Geistingen)
|
been [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|
17561 |
been, beenderen |
doodsbeen:
daòdsbein (L371a Geistingen),
knook:
knoke (L371a Geistingen),
schenk:
Ook kneuk.
sjeinkə (L371a Geistingen)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|
24092 |
begijn |
begijn:
begien (L371a Geistingen)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20434 |
begrafenismaal |
begrafeniskoffie:
begrééfeniskoffie (L371a Geistingen)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraven (L371a Geistingen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22669 |
beiaard |
beiaard:
beiaard (L371a Geistingen)
|
het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22906 |
beieren |
beieren:
beijere (L371a Geistingen),
luiden:
loeje (L371a Geistingen)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] || Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33945 |
bellen aan het hoofdstel |
kloters:
klōtǝrs (L371a Geistingen)
|
Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39]
I-10
|