e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knevels knevels: knēvǝls (Heel) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: knie (Heel), kniej (Heel, ... ) knie [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
knielbankje knielbankje: knielbenkske (Heel, ... ) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kniele (Heel, ... ) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen knielkussen: knīlkøͅsə (Heel), kussentje: køͅskə (Heel) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen kniesteren: kniestere (Heel), treuren: treurə (Heel) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] || kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen knijpen: knīēpə (Heel, ... ), nijpen: niepe (Heel), pitsen: #NAME?  pitse (Heel) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker kuls: köls (Heel), køͅhøͅls (Heel) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkerkuiltje kotje: kötje (Heel), kuiltje: kuulke (Heel, ... ), ky(3)̄lkə (Heel) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen: knikkeren kulsen: køͅlsə (Heel) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2