e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Itteren

Overzicht

Gevonden: 1364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druk praten keken: keeke (Itteren) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
duin hoop: haop (Itteren) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duivin, vrouwelijke duif zij: zieje (Itteren) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duur duur: deur (Itteren), prijzig: prijzig (Itteren) veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)] III-3-1
eb, laagtij afgaan: aafgoon (Itteren), vallen: vallen (Itteren) eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)] III-4-4
echtgenoot man: de maan (Itteren), mens: minsj (Itteren) (man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] III-2-2
echtgenote vrouw: de vrouw (Itteren) de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] III-2-2
eekhoorn eekhoorntje: inkeurensje (Itteren) eekhoorn [DC 07 (1939)] III-4-2
een blauwtje lopen hij heeft zich een blauwtje gelopen: hee het zich è blawtje geloape (Itteren) een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)] III-2-2
een cadeau geven schenken: scheenke (Itteren) Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)] III-3-2