25631 |
beschuitdeeg |
deeg:
di-jǝx (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25636 |
beschuitmes |
schupje zonder handvat:
schøpkǝ zondǝr hantvat (K314p Kwaadmechelen)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenmelk:
Syst. IPA
bəsxø͂ͅʔəme̞lək (K314p Kwaadmechelen)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
bollen:
bǫlǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21532 |
besteken |
besteken:
iemand besteken (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
imməd bəsteken (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
cadeau (fr.) doen:
iməd ə kadooke doen (K314p Kwaadmechelen),
schenken:
sxeŋən (K314p Kwaadmechelen),
vieren:
vierən (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || schenken [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1, III-3-2
|
25105 |
bestendig weer |
hoge lucht:
huəgəluxt (K314p Kwaadmechelen),
staand weer:
staande weer.
sta͂nde wer (K314p Kwaadmechelen),
vast (weer):
vast weer (K314p Kwaadmechelen)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
bes:
IPA, omgesp.
bes* (K314p Kwaadmechelen)
|
Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21471 |
betalen |
betalen:
jest geld hemmen um te betalen (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
(een) mond vol tanden:
ook materiaal znd 32, 67
mond vol tanden (K314p Kwaadmechelen),
aardig:
ook materiaal znd 32, 67
aorig (K314p Kwaadmechelen),
beteuterd:
hij stond beteuterd (K314p Kwaadmechelen),
ook materiaal znd 32, 67
beteuterd (K314p Kwaadmechelen),
ontsteld:
hij stond ontsteld (K314p Kwaadmechelen),
ook materiaal znd 32, 67
ontsteld (K314p Kwaadmechelen),
verbaasd:
hij stond verbaasd (K314p Kwaadmechelen),
ook materiaal znd 32, 67
verbaasd (K314p Kwaadmechelen),
vies:
hij stond vies te zien (K314p Kwaadmechelen)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
aanhouden:
aonhâəven (K314p Kwaadmechelen),
beetpakken:
beetpakken (K314p Kwaadmechelen),
betrappen:
betrappen (K314p Kwaadmechelen),
traperen (<fr.):
trappeeren (K314p Kwaadmechelen)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|