e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuitdeeg deeg: di-jǝx (Kwaadmechelen) [N 29, 58] II-1
beschuitmes schupje zonder handvat: schøpkǝ zondǝr hantvat (Kwaadmechelen) Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b] II-1
beschuitpap beschuitenmelk: Syst. IPA  bəsxø͂ͅʔəme̞lək (Kwaadmechelen) Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
besjes aan de aardappelplant bollen: bǫlǝ (Kwaadmechelen) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
besteken besteken: iemand besteken (Kwaadmechelen, ... ), imməd bəsteken (Kwaadmechelen, ... ), cadeau (fr.) doen: iməd ə kadooke doen (Kwaadmechelen), schenken: sxeŋən (Kwaadmechelen), vieren: vierən (Kwaadmechelen, ... ) Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || schenken [ZND A1 (1940sq)] III-3-1, III-3-2
bestendig weer hoge lucht: huəgəluxt (Kwaadmechelen), staand weer: staande weer.  sta͂nde wer (Kwaadmechelen), vast (weer): vast weer (Kwaadmechelen) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen bes: IPA, omgesp.  bes* (Kwaadmechelen) Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
betalen betalen: jest geld hemmen um te betalen (Kwaadmechelen) Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
beteuterd (een) mond vol tanden: ook materiaal znd 32, 67  mond vol tanden (Kwaadmechelen), aardig: ook materiaal znd 32, 67  aorig (Kwaadmechelen), beteuterd: hij stond beteuterd (Kwaadmechelen), ook materiaal znd 32, 67  beteuterd (Kwaadmechelen), ontsteld: hij stond ontsteld (Kwaadmechelen), ook materiaal znd 32, 67  ontsteld (Kwaadmechelen), verbaasd: hij stond verbaasd (Kwaadmechelen), ook materiaal znd 32, 67  verbaasd (Kwaadmechelen), vies: hij stond vies te zien (Kwaadmechelen) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
betrappen aanhouden: aonhâəven (Kwaadmechelen), beetpakken: beetpakken (Kwaadmechelen), betrappen: betrappen (Kwaadmechelen), traperen (<fr.): trappeeren (Kwaadmechelen) betrappen [ZND 32 (1939)] III-3-1