18852 |
vriendelijk |
gesprekelijk:
gesprieëkelik (L289b Leuken),
vriendelijk:
vrîntelek (L289b Leuken),
vrûntelek (L289b Leuken)
|
vriendelijk
III-1-4
|
25203 |
vriesweer |
vriesweer:
vreeswaer (L289b Leuken),
vriezend (weer):
vrezentj (L289b Leuken)
|
vriesweer || vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25200 |
vriezenx |
bakken:
bakke (L289b Leuken),
vriezen:
vreeze (L289b Leuken),
- Weerts (ook wel stadweerts genoemd): vruusj, vroeër, gevroeëre. - het Nederweerts en het Ospels: vrusj, vroôr, gevroôre. ps. JK nakijken!
vreeze (L289b Leuken)
|
vriezen || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20316 |
vrijgezel |
in het ossenboek staan:
dan zegt men: hae stieët int ossebook
hae stieët int ossebook (L289b Leuken)
|
als een man 30 wordt en nog steeds geen verkering heeft
III-2-2
|
19342 |
vrolijk |
vrolijk:
vroeëlik (L289b Leuken)
|
vrolijk
III-1-4
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vraw (L289b Leuken),
vrouw (L289b Leuken),
vrouwmens:
vrowmes (L289b Leuken),
wijf:
wiêf (L289b Leuken)
|
vrouw || vrouw of meisje || wijf
III-2-2
|
24354 |
vrouwelijk dier |
wijfje:
wiefke (L289b Leuken)
|
wijfje, vrouwelijk dier
III-4-2
|
34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
germ:
germ (L289b Leuken),
lam:
lām (L289b Leuken),
lammetje:
lɛmkǝ (L289b Leuken)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
pulletje:
pø̜lkǝ (L289b Leuken)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zuǝx (L289b Leuken)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|