e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwschapsspel wedemanspel: widmansjpeel (Lutterade) Bij gepaarde duiven, even voor het inkorven, wordt aan de in te korven duif de partner getoond (weduwschapspel)? [N 93 (1983)] III-3-2
weefsel, stof stof: schtof (Lutterade), sjtof (Lutterade) Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)] || stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weekdienst weekdienst: weakdeens (Lutterade) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weelde welmoed: waalmood (Lutterade) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weerborstel borstel: bø̄štǝl (Lutterade) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] I-12
weerlichten het bliksemt daarachter: ⁄t bliksumt dao achter (Lutterade), weerlichten: wearleegten (Lutterade), wéarleegte (Lutterade) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx zeebrand: zeeëbrandj (Lutterade) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Lutterade) weer [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wêrwouf (Lutterade) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: weis (Lutterade) wees [SGV (1914)] III-2-2