e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knielen knielen: kneele (Maasbree) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen kussen: køͅsə (Maasbree) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen treuren: treure (Maasbree), zich beklagen: zich beklaage (Maasbree) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen nijpen: nēēpe (Maasbree), niepe (Maasbree, ... ), niëpe (Maasbree), nüpe (Maasbree) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker kuls: käls (Maasbree), kölse (Maasbree), køͅls (Maasbree), køͅlsə (Maasbree) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || Knikkers. III-3-2
knikkerkuiltje kotje: kuutje (Maasbree), kuiltje: kuulke (Maasbree) Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen pikken: pikke (Maasbree) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen: knikkeren kulsen: køͅlsə (Maasbree) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten stuiteren ketsen: ketse (Maasbree), kletsen: kletse (Maasbree) Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knipogen knipoogje (zn.): knipuigske (Maasbree, ... ) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1