e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand iets verwijten een verwijt maken: è verwiet make (Maastricht), manen: maanə (Maastricht), verwijten: verwiete (Maastricht, ... ), verwietə (Maastricht), vərwietə (Maastricht), vərwīētə (Maastricht, ... ) iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand kwaad maken giftig maken: giftig make (Maastricht), iemand giftig make (Maastricht), jennen: jenne (Maastricht), judassen: judassə (Maastricht), koeioneren: koejenere (Maastricht), kwaad maken: ieməs koet mààkə (Maastricht), koet maake (Maastricht), koet máákə (Maastricht), koot maakə (Maastricht), ophitsen: ophitsə (Maastricht), pesten: peste (Maastricht, ... ), titsen: tetse (Maastricht), treiteren: treitərə (Maastricht), uit zijn kuil lokken: oet ziene kuul lokke (Maastricht) iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand luidruchtig berispen bebrommen: bebromme (Maastricht), bekletsen: beklètse (Maastricht), blameren: blamere (Maastricht), de mantel uitvegen: də mantəl oetveegə (Maastricht), kwalijk nemen: koelik neume (Maastricht), opspelen: opspeule (Maastricht), schelden: op ieməs sjèllə (Maastricht), tot op zijn hemd uitkleden: iemes tot op z⁄n humme oetkleije (Maastricht), uitpoetsen: cf. WNT XVII-3, kol. 1237 s.v. "uitpoetsen - uitboetsen, uitpotsen"3. (Iem.) een schrobbeering, een standje geven  oetpótse (Maastricht), uitschelden: oet sjelle (Maastricht), uitspreken: oetspreekə (Maastricht), uitstamping geven: sterker  oetstamping geve (Maastricht), verwijten: verwiete (Maastricht) berispen || een flink standje geven || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] || iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand op de zenuwen werken ambeteren (< fr.): www.vandale.be: ambeteren (Belg., inf.), ergeren, vervelen, lastig vallen [sic], plagen.  ambètteren (Maastricht), ambras maken: āmbràs mààkə (Maastricht), generen: genere (Maastricht) zo druk bezig zijn dat men anderen verveelt [touwen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand prijzen bewieroken: bewierouke (Maastricht), compliment maken: kompləmint maakə (Maastricht), de hemel in prijzen: dən hieməl inprijzə (Maastricht), prijzen: ieməs prijzə (Maastricht), prijze (Maastricht, ... ), prijzə (Maastricht), pərijzə (Maastricht), stuiten: stuute (Maastricht), stuutte euver iemand (Maastricht), stuutə (Maastricht) iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand uitschelden schelden: šellə (Maastricht) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemand weerstaan bolwerken: bolwerreke (Maastricht), de poot stijf houden: poetstiefhawwə (Maastricht), derop staan: drop stoon (Maastricht), het been stijf houden: ət bein stief hawwə (Maastricht), pin houden: pin hawwe (Maastricht), pin houwe (Maastricht), staande houden: staonde hawwe (Maastricht), voet bij stuk houden: voot bijstûk hawwe (Maastricht), volhouden: volhawwe (Maastricht), vō.lhà.wwə (Maastricht), zijn mannetje staan: ze memeke stoon (Maastricht) het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand zijn gang laten gaan betijen: betijen (Maastricht), betijje (Maastricht), gewhren (du.): geweerde (Maastricht), geweere (Maastricht), gewere (Maastricht), goed vinden: good vində (Maastricht), goodvinde (Maastricht), laten begaan: laote begoon (Maastricht), laoten begoon (Maastricht), laotə begoon (Maastricht), laten gewhren (du.): laotə gəweerə (Maastricht), laotə gəwēērdə (Maastricht), laotə gəwēērə (Maastricht) toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen aanzeggen: aonzègge (Maastricht), aonzèkke (Maastricht), āōnzèggə (Maastricht), de dood aanzeggen: den doed aonzègge (Maastricht), d’n doed aonzègke (Maastricht), de dood bekend maken: den doed bekind make (Maastricht), nabuurs uitnoden: naobers oetnuje (Maastricht), op de begrafenis verzoeken: op de begraffenis verzeuk (Maastricht), op de begraffenis verzeuke (Maastricht), op de begreffenis verzeuke (Maastricht), op də bəgràffənis vərzēūkə (Maastricht), rond bidden: roond beijə (Maastricht), rouw verzoeken: rouw verzeuke (Maastricht), verzoeken: verzeuke (Maastricht, ... ), voor de begrafenis uitnodigen: veur de begraffenis oetnudigen (Maastricht) buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || het overlijden aanzeggen || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)] || uitnodigen voor de begrafenis III-2-2
iep iep: Endepols  iep (Maastricht, ... ), WBD/WLD  iep (Maastricht, ... ), ĭĕp (Maastricht), WLD  iep (Maastricht), olm: ollem (Maastricht, ... ), olləm (Maastricht), Endepols  ollem (Maastricht), WLD  òlləm (Maastricht) De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] || iep || olm [ZND m] III-4-3