e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloem (alg.) bloem: blom (Mheer), blomme mv (Mheer), blomə (Mheer), bloom (Mheer) bloem [SGV (1914)] || bloemen [RND] III-4-3
bloemknop knoop: WLD  knoep (Mheer) De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemkool bloemkool: blomkuul (Mheer), blomkuül (Mheer) bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
bluf kal: kaal! (Mheer, ... ) opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
blussen blussen: blösje (Mheer) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
bluts bluts: blutsj (Mheer) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blutsje (Mheer), blötsche (Mheer), blötsje (Mheer), blùtse (Mheer) blutsen [SGV (1914)] || Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] || De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
blutsen, van een appel blutsen: blötsje (Mheer) I-7
bobbel, kleine verhevenheid knobbel: knoebel (Mheer) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bochel bochel: bòchel (Mheer), bult: bölt (Mheer), kroef: kroof (Mheer), pokkel: poekel (Mheer), pŏĕkel (Mheer), pôkkel (Mheer) bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)] || Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2