e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opgroeiend jong kipje kuiken: kȳkǝ (Schimmert), pul: pøl (Schimmert) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophalen ophalen: ǫphǭlǝ (Schimmert) Met behulp van de ophaler de rand van het gat van de twee aaneen te klinken delen vlak slaan waardoor deze precies tegen elkaar komen te liggen. Zie ook afb. 180b. [N 66, 20b add.] II-11
ophaler trekker: trękǝr (Schimmert) Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b] II-11
ophitsen opstoken: op sjteuke (Schimmert), stoken: stĕŭke (Schimmert) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk ophouden: ophaauwe (Schimmert), uitscheiden: oet sjèje (Schimmert), oetschei-e (Schimmert), ŏĕtscheie (Schimmert) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren opklaren: opklō-re (Schimmert), optrekken: op trekke (Schimmert), zich klaren: de loch klairt zich (Schimmert) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opletten aandacht geven: āāndach gève (Schimmert), aandacht schenken: aandach sjinke (Schimmert), opletten: lètte op (Schimmert), waakzaam zijn: waakzaam zeen (Schimmert) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
oplettend waakzaam: wāākzaam (Schimmert) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken (ww.): opmake (Schimmert) een vrouw die niet zuinig is [maakop, konkel] [N 89 (1982)] III-3-1
opmaken van staart en manen opmaken: ǫpmākǝ (Schimmert) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9