17565 |
huid |
vel:
vēͅəl (P196p Veulen)
|
een vel [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
18876 |
huilen |
grijnzen:
griŋsə (P196p Veulen)
|
wenen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
24376 |
huisjesslak |
karakol:
karəkoͅl (P196p Veulen)
|
huisjesslak [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
møͅ:js (P196p Veulen, ...
P196p Veulen)
|
mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)]
III-4-1
|
17959 |
hurken |
liggen:
ligə (P196p Veulen)
|
hurken: op zijn hurken (gaan) zitten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wugodəl (P196p Veulen)
|
huurpenning (aan dienstboden gegeven) [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
18941 |
iemand iets verwijten |
heten:
joͅmand heͅgətə (P196p Veulen),
verwijten:
joͅmand vərweͅgətə (P196p Veulen)
|
iemand verwijten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
bestoefen:
bəstŭfə (P196p Veulen)
|
iemand prijzen of loven [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
deͅrm (P196p Veulen)
|
de ingewanden [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
inkappen:
ęi̯.nkapǝ (P196p Veulen)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|