e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 1439
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boos nut: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek p. 137 s.v. "nut"= lelijk, slecht, boos (n.Limb.)  nut (Veulen) boos III-1-4
boot(je) boot(je): bō:tjə (Veulen) een bootje (om te roeien) [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
bord telloor: təløͅi̯ər (Veulen) bord (bij het eten) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
borrel drupje: Genne koffie en dröpke tegeliek: geen twee dingen tegelijk doen  dröpke (Veulen), halfje, een -: Meug ik nog een helfke?  helfke (Veulen) borreltje || halfje (borreltje) III-2-3
borstel borstel: baors(t)el (Veulen), bors(t)el (Veulen), kwast: kwâst (Veulen), wasser: wesser (Veulen) borstel || soort borstel om de gootsteen schoon te maken, bestaande uit een bijeen gebonden bosje berkentakjes III-2-1
borstkas borst: boͅ.s (Veulen) een borst [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
boter botter: botǝr (Veulen) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: boͅtram (Veulen), enne ángekleejden bòttrám: een belegde boterham Ennen bóttrám mit tevreejenheid Groeëte bòttrámme klaen kunne make: een grote mond hebben maar niks presteren  bòttrám (Veulen) boterham [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bam: bám (Veulen) kinderwoord voor een boterham III-2-3
boterham met vet smoutboterham: smâltbòtterhám (Veulen) brood met alleen wat vet als beleg III-2-3