e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schop stamp: sta.mp (Weert), trede: traej (Weert) Trap: harde stoot met de voet (trap, schop, stamp). [N 84 (1981)] III-1-2
schop, afdak voor landbouwgereedschappen afdak: āfdāk (Weert), karreschop: kęrǝsxop (Weert), schop: sxop (Weert), sxǫp (Weert) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen schoppen: schöppe (Weert), stampen: sta.mpe (Weert), treden: traeje (Weert) schoppen [SGV (1914)] || Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)] III-1-2
schoppen in het kaartspel schoppen: Sub kaarte.  schöppe (Weert) [Schoppen]. III-3-2
schoren schoren: sxōrǝ (Weert), zwaardbalken: zwīrt˱bɛlǝk (Weert), zweerden: zwę̄rdǝ (Weert) De vier schuine balken (twee lange en twee korte) die aan de uiteinden van de lange en korte spruit bevestigd zijn en deel uitmaken van de staart van de Hollandse molen. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52d; N O, 29f add.; A 42A, 107; Sche 26] II-3
schors (alg.) schors: ± WLD  schors (Weert) De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)] III-4-3
schors van naaldbomen schil: ± WLD  schèl (Weert) De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)] III-4-3
schort zonder borststuk korte scholk: korte schulluk (Weert) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
schort, voorschoot scholk: sxø̜lǝk (Weert), schootsvel: sxū.ts˲vɛl (Weert) [N 30, 5a; monogr.] II-9
schorten stenen afstoten: stęjn āfstuǝtǝ (Weert) Een deel van de molen buiten werking stellen bij te weinig windkracht. [N O, 13d] II-3