e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klinken 0-gehorig: geheurig (Sittard), aaneenriveren: ānęjnrǝvērǝ (Stokkem), accent: aksent (Meijel), daveren: davere (Boorsem), de lap opnagelen: dǝr lap opnę̄gǝlǝ (Montzen), hel: hél (Reuver), hel kallen: hèèl kalle (Mheer), hel klinken: dèt klinkt hèl (Kesseleik), hèl klinke (As), hel leven: hel leve (Maastricht), hel schreeuwen: hèl sjrieevö (Stevensweert), helder: helder (Vlodrop), kabaal maken: kabaal make (Echt/Gebroek), kaken: kaeke (Geleen, ... ), kake (Ittervoort), keëke (Vaals), keͅ.akə (Eys), kêkə (Vlijtingen), këke (Gronsveld), Van mensen.  kaeke (Bilzen), klaar van taal: klaor van taal (Sevenum), klaòr van taal (Sevenum), klabatteren: klabattere (Gulpen, ... ), klabattərə (Simpelveld), klabbatere (Gulpen), klabeien: klabeiə (Schimmert), klabetteren: klabettere (Geleen, ... ), klabetteren (Gruitrode), vergelijk klanknabootsing klabaats  klábéttere (Zolder), klabodderen: klaboddere (Houthalen), stommelen  klàboddere (Gors-Opleeuw), zeker iemand vannen trap gevallen  hurt deh doa’s klaboddere (Hechtel), klakken: klakken (Wolder/Oud-Vroenhoven), klateren: water  klateren (Neeroeteren), klatsen: klaatse (Thorn), klaatsen (Venlo), klatse (Bocholt, ... ), klatsje (Klimmen), klawetteren: klawettere (Gulpen), klawieteren (Gruitrode, ... ), klempen: #NAME?  klĕmpe (Venlo), kletsen: kletsen (Jeuk), kletten: kletten (Weert), kletteren: kletteren (Eksel), klettərə (Kapel-in-t-Zand), klèttere (Swalmen), klingelen: klingele (Rekem), klingeren: klingeren (Lauw), klinken: kleengke (Kanne), kleenke (s-Gravenvoeren), kleŋkǝ (Bleijerheide, ... ), kleŋʔǝn (Lommel), klēŋkø (Kinrooi), kli.nke (Zolder, ... ), klie.nke (Hasselt), kliengke (Val-Meer), klinke (Beverlo, ... ), klinke(n) (Eigenbilzen, ... ), klinken (Achel, ... ), klinkt (Lanklaar), klinkë (Tongeren), klinkə (Maastricht, ... ), kliŋkø (Montzen), kliŋkə (Meeuwen), klénke (Hoeselt), klînke (Tienray), klēŋkǝ (Blitterswijck, ... ), metaal, muziek  klinken (Neeroeteren), koehouwen: kŏĕhōēwə (Loksbergen), kraaien: kraeje (Geleen), kwaken: kwaake (Geleen), kwaakkə (Grevenbicht/Papenhoven), kwaeke (Venray), kwake (Maasniel, ... ), kwáákə (Opglabbeek), kwáákən (Urmond), kwekken: kwekken (Heythuysen), kwèke (Oirlo), {kwk\\n}  kweken (Eksel), kwetteren: kwettere (Eys, ... ), kwetteren (Sint-Truiden, ... ), lawaai maken: lawei moake (Kerkhoven), laweit hebben: laweijd haan (Jeuk), laweit maken: lewaet make (Hechtel), lewaet maoke (Bilzen), lewijt make (Ell), luiden: loeien (Stein), loeje (Herten (bij Roermond), ... ), loeë (Gulpen, ... ), loeëje (Bocholt), loeə (Simpelveld), lojje (Maastricht), lu-jə (Gennep), luië (Kortessem), luuje (Venlo), luujen (Venray), lūūjə (Venlo), lûje (Bree), V.e. klok.  lōēwə (Nieuwenhagen), Van klokken.  löjje (Bilzen), naaien: nījǝ (Lanaken), nagelen: nagelen (Lommel), nigǝlǝn (Dilsen), nęxǝlǝ (Bilzen), nę̄gǝlǝ (As, ... ), nieten: nitǝ (Nieuwenhagen, ... ), nītǝ (Bleijerheide), petsen: petse (Venlo), rampetampen: remptempe (Beek), riveren: rivērǝ (Lanaken), rǝvērǝ (Gronsveld, ... ), rǝvīrǝ (Bilzen), schateren: sjatərə (Wijnandsrade), schawetteren: sjawettere (Ten-Esschen/Weustenrade), scherp geluid: scherp gelûûd (Blerick), scherpe klank: sjerpe klank (Meijel), schetteren: die kaan nogal schaetere (haard kallep) (Hechtel), schetteren (Loksbergen), sjettərə (Kelpen), schreeuwen: schreuëven (Eksel), schrieve (Vorsen), schriewe (Boekend), sjreevə (Montfort), sjriewe (Wijlre), sjrèève (Geleen), šriəwə (Ingber), schreien: sjri-jjə (Epen), spektakel maken: spektakel make (Venlo), spektakelen: sjpèktáákələ (Susteren), tacksen: taksǝ (Posterholt), tɛksǝ (Meijel), tampen: tampe (Kortessem), Van ? (onleesbaar)  tampe (Bilzen), van zijn tak maken: van zennən tak maokə (Leopoldsburg) De loopzool met metalen spijkertjes aan het bovenwerk bevestigen. [N 60, 146a] || klinken || klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)] || Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)] || luiden || Twee metalen delen van een werkstuk met elkaar verbinden door middel van klinknagels. De al dan niet verwarmde klinknagel wordt daartoe eerst met behulp van de nageltang in het voorgeboorde gat van de aan elkaar te bevestigen delen geplaatst. Met de ophaler wordt de klinknagel vervolgens zo ver mogelijk opgetrokken. Dan wordt het penvormige uiteinde van de klinknagel met de klinkhamer tot een kop geslagen. Tijdens deze handelingen wordt het andere uiteinde van de klinknagel met behulp van de domper tegengehouden. De nieuwgevormde kop van de klinknagel wordt tenslotte met de dopper afgerond. Zie ook de lemmata "klinkhamer", "domper", "dopper", "nageltang", etc. IJzeren klinknagels boven 9 mm dikte worden voor verwerking doorgaans heet gemaakt in een veldsmidse of kleine gloeioven. Kleine, van koper, messing of zacht ijzer vervaardigde klinknagels kunnen ook koud worden geklonken. [N 64, 98; N 66, 44; monogr.] II-10, II-11, III-1-1