18060 |
beroerte |
beslag:
beslaag (L250p Arcen),
verlamd:
[eerder gevolg, PV]
verlaamd (L250p Arcen)
|
Een plotselinge stoornis in de bloedsomloop, in de hersenen waarbij spraakstoornissen en verlammingsverschijnselen kunnen optreden? [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
26051 |
berrie |
kaarbalkjes:
kaarbalkjes (L250p Arcen)
|
Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.]
II-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
beschuut (L250p Arcen)
|
de beschuit [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20711 |
beschuitbol |
beschuitbol:
bǝsxytbǫl (L250p Arcen)
|
[N 29, 61; N 29, 60]
II-1
|
25631 |
beschuitdeeg |
beschuitdeeg:
bǝsxytdīǝx (L250p Arcen)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25630 |
beschuitgelei |
beschuitgelei:
bǝsxytsǝlęj (L250p Arcen)
|
Honingzoet, ingrediënt voor de bereiding van beschuit" (z. Van Dale 9de druk blz. 235), is beschuitgelei. Vraag N 29, 57c luidde: "Welke andere stoffen worden aan het meel toegevoegd?" Op deze vraag kwamen allerlei verschillende antwoorden die tevens op verchillende stoffen of producten duidden. Een aantal opgaven betekent "beschuitgelei". Hiervan is een apart lemma gemaakt, waarin ook zijn opgenomen de "zeep"-opgaven. Heel waarschijnlijk is de "zeep" een ingrediënt van de gelei. Dus moet men de "zeep"-opgaven niet synoniem beschouwen met de "gelei"-opgaven. De antwoorden die vallen onder de woordtypen "vet", "vetstoffen", "boter", "zetmeel", "stroop", "blanke stroop", "honing", "glucose", "suiker", "bastaardsuiker", "Barbados-suiker", "zout", "eieren", "wit van ei", "eiwit", "eende-eieren", "gist", "natte gist'''', "heffe", "potas", zijn niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteraard kunnen al deze genoemde stoffen ingrediënten zijn voor het bereiden van beschuit.' [N 29, 57c]
II-1
|
25628 |
beschuitmeel |
patent:
pǝtɛnt (L250p Arcen)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|
25636 |
beschuitmes |
beschuitmes:
bǝsxytmɛs (L250p Arcen)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
25728 |
beslaan |
maischen:
maischen (L250p Arcen)
|
Het moutmeel met water vermengen. Nadat het beslag gemaakt is, laat men het enige tijd staan, alvorens het te roeren of om te roeren onder toevoeging van roerwater. De invuller uit L 210 merkt hierover op dat men tijdens het roeren langzaam water dat steeds warmer was, toevoegde waardoor de temperatuur van het beslag steeg van 45 graden Celsius tot 70 graden Celsius. Bovendien vermeldt hij dat men tot de sluiting van het bedrijf (rond 1950) met de hand bleef beslaan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''roeren''. [N 35, 37]
II-2
|
21730 |
beslag |
beslag:
beslag (L250p Arcen)
|
Het mengsel van moutmeel en water in de beslagkuip. [N 35, 45; monogr.]
II-2
|