e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q075p plaats=Vliermaalroot

Overzicht

Gevonden: 1287
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Vliermaalroot, ... ), weerlichten: het wiĕrlicht (Vliermaalroot, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
bloeduitstorting blauwe plek: blauw plek (Vliermaalroot) Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)] III-1-2
bloedworst bloedpens: bloedpens (Vliermaalroot), pens: pens (Vliermaalroot), pɛ.ns (Vliermaalroot), rode pens: rooipens (Vliermaalroot) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
bloeien bloeien: blø̜̄n (Vliermaalroot) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blom (Vliermaalroot) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3
bloem (alg.) bloem: blomə (Vliermaalroot) bloemen [RND] III-4-3
bloemperk bed: beͅt (Vliermaalroot), bedje: beͅtšə (Vliermaalroot) [Goossens 1b (1960)] I-7
blok het pulferen: hǝt pølvǝrǝ (Vliermaalroot) Vierkant houten of stenen blok. In het midden ervan bevindt zich een holle stenen of metalen kom waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. Zie ook afb. 75. Vanderspickken maakt een onderscheid tussen het blok buiten naast het molenrad (Vds 75) en het blok binnen in het molenhuis (Vds 88). Gezien het feit dat beide blokken dezelfde functie hebben, zijn de termen uit de twee artikelen in dit lemma bijeengeplaatst. [Vds 88] II-3
blutsen nutsen: neutsen (Vliermaalroot), nətsen (Vliermaalroot) De appels niet blutsen. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bochel bult: bult (Vliermaalroot), knoef: knoef (Vliermaalroot) Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2