e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121a plaats=Ch?vremont

Overzicht

Gevonden: 2160
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beitel beitel: bēsǝl (Chevremont) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
beitelen beitelen: bēsǝlǝ (Chevremont) In het algemeen met de beitel werken. [N 53, 46a; monogr.] II-12
bekennen bekennen: beken’ne (Chèvremont) bekennen III-1-4
bekisten verschalen: vǝršālǝ (Chevremont) De bekisting voor stortbeton plaatsen. Het afbreken van de bekisting noemde men in L 291 'uitschalen' ('ūtšālǝ'). [N 30, 51a, add.; monogr.] II-9
bellefleur bellefleur: soort appel  bellefluur’ (Chèvremont), keulemannetje: lijkt op de bellefleur  koa’lemensje (Chèvremont) appel, soort || bellefleur I-7
benauwd en vochtig weer puffetig: püf⁄fetieg (Chèvremont) vochtig en warm weer III-4-4
bepaalde hoeveelheid schaar (hooi, koren): sjoar (Chèvremont), tol: zol (Chèvremont) bepaalde hoeveelheid III-4-4
bepleisteren klenen: klęǝnǝ (Chevremont) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
berkenbezem rijzerbezem: rīzərbɛsəm (Chèvremont) bezem van berketakjes of heide III-2-1
beschimmeld beschimmeld: D¯r vlaam is besjum¯meld  besjum’meld (Chèvremont) beschimmeld III-2-3