25207 |
wind (alg.) |
wind:
wɛjnt (Q094p Hees)
|
wind [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
33832 |
windzuiger |
windschepper:
wi.ntšø̜pǝr (Q094p Hees)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
weenterkjinningske (Q094p Hees)
|
winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wǫtǝlǝ (Q094p Hees)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wipnōs (Q094p Hees)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wisǝlǝ (Q094p Hees)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stār (Q094p Hees)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wit (Q094p Hees)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kəbutsə (Q094p Hees),
wit moes:
wet mūis (Q094p Hees)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|