e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q094p plaats=Hees

Overzicht

Gevonden: 1269
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijwand karbred: (mv)  kārbrɛǝrǝn (Hees) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zitten zitten: zitə (Hees) zitten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
zo eenvoudig als ... zo flauw als het groot is: zoo flaa as t groot es (Hees), zo simpel als het groot is: zoo seempel as t groət es (Hees) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zolder boven de dorsvloer oversprong: īɛ.vǝrspro.ŋk (Hees) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zool zool: zōl (Hees) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zuchten snakken: snakke (Hees), zuchten: zegte (Hees) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zult, preskop geperste kop: geperste hoofdkaas  gəpjá.zdə koͅp (Hees) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zure oprisping zuur: zuur opgaeve (Hees) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuring, groente surelle: šəreͅl (Hees) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)] I-7
zuur oprispen opgeven, zuur -: zuur opgaeve (Hees) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2