e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wever (bijnaam) sluikwever: šlȳxweǝvǝr (Eupen), zeppewever: zɛpǝweǝvǝr (Eupen) Zeppe in zeppewever moet wel een verkorte vorm zijn van ɛjozeppeɛ.' [N 39, 52] II-7
weverij weverij: wevǝręj (Eupen), weǝvǝre (Eupen) Ruimte waarin geweven wordt. Naast een ruimte in het huis (zie het lemma ɛweefkamerɛ) kan de plaats waar geweven wordt ook buiten het huis zijn, bijv. een schuur, zomerhuisje of een spinhuis. De weverij kan ook een afdeling in een fabriek betekenen.' [N 39, 4; N 5A øIŋ, 9a; monogr.] II-7
wevershulp vaamjong: vē̜mjoŋ (Eupen) Jongen die bij het spinnen de gescheurde draden aan elkaar knoopt. [monogr.] II-7
weversknoop weverknoop: weǝvǝrknōp (Eupen) De knoop die de wever legt om gebroken draden op een weefgetouw weer aan elkaar te knopen. [N 39, 142] II-7
wezel wezel: wi,zəl (Eupen) wezel [ZND m] III-4-2
wieden, algemeen geden: gē̜ǝ (Eupen), kruiden: kr˙uu̯ǝ (Eupen) Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b] I-5
wiel rad: rat (Eupen), meervoud  rā.r (Eupen), radje: verkleinwoord  rɛtǝkǝ (Eupen), rɛ̄tšǝ (Eupen) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wielband reep: rēǝp (Eupen) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wijn wijn: wīnə (Eupen) wijn III-2-3
wijngaard wingerd: wännef (Eupen, ... ) [ZND m] I-7