27824 |
zijwand |
zijbred:
zii̯bret (L191p Afferden)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitte (L191p Afferden)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zuuke (L191p Afferden)
|
zoeken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zuutholt (L191p Afferden)
|
zoethout [SGV (1914)]
III-2-3
|
19719 |
zolder |
zolder:
zoͅldər (L191p Afferden)
|
zolder [SGV (1914)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zyǝmǝ (L191p Afferden)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
23339 |
zonde |
zonde:
zŏŏnde (L191p Afferden)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zund (L191p Afferden)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
30978 |
zool |
zool:
zǭl (L191p Afferden)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33]
I-9
|
28991 |
zoom |
zoom:
zȳǝm (L191p Afferden)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|