e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte abeel belenboom: baeleboûm (Hushoven) abeel, zilverpopulier III-4-3
witte kaas, wrongel botermelkse kaas: bootermêlkse kieës (Hushoven), fluiterd: fluitert (Hushoven), fluitkaas: fluitkieës (Hushoven), kattenkaas: kattekieës (Hushoven), platte kaas: platte kieës (Hushoven, ... ) fluitkaas || hang-op, fluitkaas || hangop || wrongel die gemaakt werd vanverzuurde melk, vooral door armere mensen III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklee: stęi̯n[klee] (Hushoven), witte klee: wetǝ [klee] (Hushoven) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kabots: kaabuûts (Hushoven), kabotskool: keboetskoeel (Hushoven), kappes: kappes (Hushoven), wit moes: wit moos (Hushoven) witte kool || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstert (Hushoven, ... ) kwikstaart || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
witte narcis pinksterbloem: pînksterbloome (Hushoven) narcis, witte III-4-3
witte waterlelie kolleblader: kolleblaar (Hushoven), waterlelie: Of waterplant.  waterlelie (Hushoven), waterplant: Of waterplant.  waterplant (Hushoven) waterlelie || witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
woede gift: gift (Hushoven) kwaadheid, woede III-1-4
woensdagx goensdag: (meervoud: goonsdige).  goonsdig (Hushoven), Opm. de g van goonzig wordt geleidelijk aan vervangen door de w (dus woonsdig).  goonzig (Hushoven), woensdag: woonsdig (Hushoven) woensdag III-4-4
wolfseinde wolfseinde: wǫ.lǝfs˱entj (Hushoven) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9