e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksemafleider bliksemafleider: bliksemaafleijer (Nunhem) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: bliksemme (Nunhem) bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] III-4-4
blinde vink blinde vink: blinj vinke (Nunhem) Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloed bloed: blood (Nunhem) bloed [N 10 (1961)] III-1-1
bloedaders bloedaderen: blōtǭrǝ (Nunhem) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloedgang (het) zuiveren: zȳvǝrǝ (Nunhem) Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31] I-11
bloedluis bloedluis: bloodloes (Nunhem) bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] III-4-2
bloedworst bloedworst: bloodworst (Nunhem), bloodwòrst (Nunhem) bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloedzuiger echel: aechel (Nunhem) bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bloeien bloeien: blȳi̯ǝ (Nunhem) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4