e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bos bos: bø.š (Bocholtz), bøš (Bocholtz) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bosbessenvlaai worbelenvladem: Syst. Veldeke  wollebere-vlaam (Bocholtz) Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
bot eggen terug [eggen]: tsǝrøk (Bocholtz) Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.] I-2
boter botter: botǝr (Bocholtz) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterham boterham: Syst. Veldeke  botterham (Bocholtz) Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bam: Syst. Veldeke  bam (Bocholtz), bammetje: Syst. Veldeke  bämpje (Bocholtz) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met kaas kaastaart: Syst. Veldeke  kiestaat (Bocholtz) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood brood en weg opeen: Syst. Veldeke  broed en wek opee (Bocholtz) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterhamworst schinkenworst: sjinkewoesj (Bocholtz) hamworst /schinken- [N 06 (1960)] III-2-3
bouwland bouwland: bǫu̯wlaŋk (Bocholtz), land: la.nt (Bocholtz), la.ŋk (Bocholtz), veld: vɛlt (Bocholtz) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8