e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brouwer brouwer: brø̜̄jǝr (Bocholtz) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brug brug: brək (Bocholtz) brug [RND] III-3-1
bruid bruid: brōēt (Bocholtz), de broeëd (Bocholtz) bruid [DC 05 (1937)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidegom bruidegom: broeëdejom (Bocholtz), brudəjom (Bocholtz) bruidegom [DC 05 (1937)] || de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: bruudje (Bocholtz, ... ), engeltje: ingeltje (Bocholtz) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] || Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)] III-3-3
bruidsjapon bruidskleed: broeëdskleed (Bocholtz) de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsjonker bronker: bronker (Bocholtz) de bruidsjonker [brönker] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidsmeisje bruidsmeidje: broeëdsmèdje (Bocholtz) het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidspaar bruidspaar: t broeëdspaar (Bocholtz) het bruidspaar [N 96D (1989)] III-2-2
bruidssluier sluier: schluier (Bocholtz) de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)] III-2-2