e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L424p plaats=Meeswijk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijnstok, wingerd druif: dr‧uf (Meeswijk) druif I-7
wijs wijs: wīēs (Meeswijk) wijs III-1-4
wijsvinger wijsvinger: wiesvinger (Meeswijk), wīsfeŋər (Meeswijk) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wild driftig: dreftǝx (Meeswijk) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17] I-11
wilde eend eend: ēͅnj (Meeswijk), piel: kinderwoord  pil (Meeswijk), wilde eend: wilj eenj (Meeswijk) eend || eend (kinderwoord) || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1
wilde gans gans: g‧au̯s (Meeswijk), wilde gans: wilj gaus (Meeswijk) gans || gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)] III-4-1
wilde hoofdharen haren wie een weerborstel: oare wie ne wèrbeurstel (Meeswijk) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilde koe wilde: welj (Meeswijk) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) wilde roos: verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok  wilje roêzen (Meeswijk) egelantier [ZND 01 (1922)] III-4-3
wilde zucht zucht: zøx (Meeswijk) Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7] I-11