e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L415p plaats=Opoeteren

Overzicht

Gevonden: 3008
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitten zitten: zĕtə (Opoeteren), zitten (Opoeteren) zitten [ZND 46 (1946)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
zo arm als ... zo arm als job: hè is zoe erm es job (Opoeteren) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zo eenvoudig als ... zo eenvoudig als het groot is: zoë einvuidig es het groeet is (Opoeteren), zo gemakkelijk als het groot is: zoë gemekkelik, gemèkelik es het groeet is (Opoeteren), zo gewoon als het groot is: zoë gewoeen es het groeet is (Opoeteren) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoethout klishout: klishuit (Opoeteren) kalissehout en verdikte staven van zwarte drop III-2-3
zolder zolder: zoͅldər (Opoeteren), zoller: zoͅlər (Opoeteren) zolder [ZND 27 (1938)], [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer overden: ī(ǝ).vǝr[den] (Opoeteren) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zondag zondag: zŏnnig (Opoeteren) De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)] III-3-3
zondagmissaal zondagsmissaal: zonnigsmissaal (Opoeteren) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zonde zonde: zinj (Opoeteren) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
zonder opzet zonder erg: zonner erg (Opoeteren) zonder bedoeling [ZND 34 (1940)] III-1-4