e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoetstof voor taai-taai honing: hø̄neŋ (Hasselt) De diverse zoetstoffen die in het taai-taaideeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. [N 29, 87b; N 29, 87; N 29, 87a; N 29, 88] II-1
zogen, voeden (overg.) aanleggen: aa.nlègge (Hasselt) aanleggen; de baby de borst geven III-2-2
zolder zolder: Verklw. zolderke  zolder (Hasselt), zoller: zolər (Hasselt) zolder [ZND 27 (1938)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer schelf(t): [schelf(t)] (Hasselt  [(*)]  ), sinkel: seŋkǝl (Hasselt), siŋkǝl (Hasselt), tas: tas (Hasselt  [(in kleine schuur)]  ) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder hooikot: [hooi]kuǝt (Hasselt), schelf(t)kot: sxɛlǝfkuǝt (Hasselt) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamer: zoͅldərkāmər (Hasselt) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomen zomen: zīmǝ (Hasselt) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerhoning zomerhoning: zōmǝrhø̄ǝneŋ (Hasselt) Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.] II-6
zomerkapmanteltje capeline (fr.): kapəlĭn (Hasselt), pelerine (<fr.): peləren (Hasselt), schouwmanteltje: [sic; ... -manteltje, rk]  sxømeͅntəlkə (Hasselt) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkleedjes: zømərklitšəs (Hasselt), zomerkleren: zomerkleren (Hasselt), zømərklīər (Hasselt) zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3