18129 |
mazelen |
mazeren:
maasere (Q259p Lontzen)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
meundig (Q259p Lontzen, ...
Q259p Lontzen,
Q259p Lontzen)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
leraar:
liərər (Q259p Lontzen),
meester:
e hölt es van si vadder en sing modder, va singe pap en sing mam, va singe nonk en sing tantm va singe mééster en singe noober, van der schriiner (Q259p Lontzen)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māt (Q259p Lontzen)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
meikever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
maikäver (Q259p Lontzen)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
mèdsche (Q259p Lontzen)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34237 |
melk |
melk:
melǝk (Q259p Lontzen),
mī.lǝk (Q259p Lontzen)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkman:
miləkma (Q259p Lontzen)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
17563 |
merg |
merg:
mark (Q259p Lontzen)
|
het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)]
III-1-1
|
19756 |
mes |
mets:
meͅts (Q259p Lontzen)
|
mes [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|