e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289p plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijspleet in de overrok schreursgat: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  schruursgaat (Weert), schruuërsgaat (Weert), schreurstas: De zak (tas) werd met een lint vastgemaakt. [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  schruuërstes (Weert), tasgat: tesgaat (Weert) opening in rok van vrouwen || zak, gedragen onder vrouwenrok, te bereiken via schruuërsgaat. || zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3
zijwand karbred: kɛrbrēt (Weert), plank: plaŋk (Weert), planken (mv.): plɛŋk (Weert), schot: (mv)  sxǫtǝ (Weert), zij: (mv)  zęi̯ǝ (Weert), zijplanken: zęi̯plɛŋk (Weert), zijschot: (mv)  zei̯sxotǝ (Weert) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zijwanden kruikarplanken: krukɛrplɛŋk (Weert), zijden: ze.jǝ (Weert) De beide zijkanten van de molenkast samen wanneer men geen onderscheid maakt tussen de achteraanweeg (vangzijde) en de vooraanweeg (steenrechtzijde). [N O, 47c] || Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.] I-13, II-3
zijwortel wortels: wortels (Weert) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zil, maat van 2500 m2 of kwart bunder vierdel: vierel (Weert), (meervoud: vierels; verkleinwoord: vierelke). (een vierel is 2125 m2: 100 Weerter roeden (rooje).  vierel (Weert) de maat die een oppervlakte aangeeft van 2500 vierkante meter, dat is 1/4 bunder (=10.000 vierkante meter) [zil] [N 91 (1982)] || oppervlaktemaat, kwart III-4-4
zilveren bruiloft zilveren bruiloft: zulver brouleft (Weert) de zilveren bruiloft [zillever hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] III-2-2
zilveren één frank frank: frang (Weert) 1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
zilvergeld zilvergeld: zulvergeldj (Weert) zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
zilveruitje inmaak-untje: inmaak euntjes (Weert), sint-jansuntje: Sint Jans uuëntje (Weert), Sint Jans-uu-e-ɛntjus (Weert), mv -s  St. Jans-euntjes (Weert), zilver-untje: zullevur uu-e-ɛntjus (Weert) [DC 13 (1945)] I-7
zilvervisje schietsmelie: scheetsmeelie (Weert), scheêtsmeelie (Weert) zilvervisje || zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2