32309 |
band |
reep:
rēp (Q038p Amstenrade)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
18322 |
bandschort met borststuk |
helpenscholk:
helpescholk (Q038p Amstenrade)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19114 |
bang |
bang:
bàng (Q038p Amstenrade)
|
een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18848 |
bangerik |
bangeschijterd:
ənnə bànge sjîêtərt (Q038p Amstenrade)
|
iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18613 |
baret |
baret (<fr.):
barèt (Q038p Amstenrade)
|
baret [flat, floets] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18173 |
barrevoets |
barvoets:
bɛrvəs (Q038p Amstenrade),
op blote voeten:
up blu.ətə vø.t (Q038p Amstenrade)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
23344 |
basiliek |
basiliek (<lat.):
basiliek (Q038p Amstenrade)
|
Een basiliek. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19730 |
bed |
bed:
be̝ͅt (Q038p Amstenrade)
|
bed [RND]
III-2-1
|
19550 |
beddenwarmer |
warmwaterkruik:
voor voeten te warmen
wèrmwaterkroek (Q038p Amstenrade)
|
kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
doorduwen:
daodūūjə (Q038p Amstenrade),
een steek onder water geven:
sjtîêkə óngər wáátər géévə (Q038p Amstenrade)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|