e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
smik broodje: fijner witbrood zonder vulsel in de vorm van een zweep  smikken (Neeritter), garde: cf.Schuermans s.v. "smik"= zweep  schmik (Maastricht), gispen, geselen:   sjmik (Lanklaar), Zweep: sjmik.  sjmik (Doenrade), harde puntslag van een priktol:   sjmik (Brunssum), lange dunne boom:   n smik (Montfort), WBD/WLD  ’n smik (Caberg), pezerik: (v.).  šme.k (Eys), slangetje: Fijn deeg, meestal met suiker op.  smikke (Neeritter), snoer:   smek (Baarlo, ... ), smik (Val-Meer), šmek (Baexem, ... ), steel:   smek (Eind), šmek (Gronsveld), stok of twijg om een kind te straffen:   sjmik (Vaals), cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "smik, smek"zweep (Limb.)  sjmik (Sweikhuizen), znd 23, 60c;  smik (Lanaken), znd 23, 60c; cf. WNT s.v. "smikken"(met een zweep slaan zie de afl. "smik"= zweep  smik (Rotem), wilgensoorten: eigen spellingsysteem additie bij vraag 19 e.v. = zweep. / witcheboum = treurwilg. Als deze gesnoeid werden waren we er als jongens als de kippen bij om hiervan de lange takken te pakken te krijgen, deze deden dan diens als "sjmik"(zweep) om de meisjes om de benen te slaan, die al gillend wegliepen als ze ons ermee zagen komen.  sjmik (Geleen), zweep:   sme ̝k (Herderen, ... ), smek (America, ... ), smeks (Dieteren), smi ̞k (Hees), smik (Eigenbilzen, ... ), smēk (Mheer), smęk (Gerdingen, ... ), sm˙ik (Riemst, ... ), šmek (Amby, ... ), šmęk (Baelen, ... ), šmīk (Oost-Maarland, ... ), zweep van de koeherder:   smek (Lanklaar, ... ), smęk (Kinrooi), šmek (Baexem, ... ), šmik (Valkenburg) I-10, I-11, III-1-2, III-2-2, III-2-3, III-3-1, III-3-2, III-4-3