20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begreffenis (L215p Blitterswijck),
begräffenis (L215p Blitterswijck)
|
begrafenis [SGV (1914)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (L215p Blitterswijck)
|
begraven
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
bezei-en:
bezejje (L215p Blitterswijck)
|
begrijpen, nadenken
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
belul:
belul (L215p Blitterswijck),
bezei:
bezei (L215p Blitterswijck)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || inzicht
III-1-4
|
32737 |
beide panden van een uiteengeploegde akker |
zijden:
zii̯ǝ (L215p Blitterswijck)
|
Het uiteenploegen van een akker levert, als men de keerstroken buiten beschouwing laat, twee even grote stroken op aan weerskanten van de eindvoor in het midden. Uiterlijk is er overeenkomst met het ploegen in panden. Voor deze, afzonderlijk te ploegen delen van een akker zie men echter het vorige lemma. [N 11, 54; N 11A, 121f]
I-1
|
24301 |
bek |
muil:
moel (L215p Blitterswijck)
|
muil
III-4-2
|
31451 |
bektang, buigtang |
kraaienbek:
krɛjǝ(n˱)bɛk (L215p Blitterswijck)
|
In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.]
II-11
|
21357 |
bekvechten |
muilvechten:
moelvechte (L215p Blitterswijck),
schervechten:
schèrvechte (L215p Blitterswijck)
|
redetwisten [SGV (1914)]
III-3-1
|
33960 |
bellen aan het haam |
bellen:
bɛlǝ (L215p Blitterswijck),
bellenkrans:
bɛlǝkrans (L215p Blitterswijck)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
33945 |
bellen aan het hoofdstel |
bellen:
bɛlǝ (L215p Blitterswijck)
|
Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39]
I-10
|